fbpx

Toen ik Casindy kreeg, was ze eigenlijk onberijdbaar. Zodra je in het zadel zat begon ze te rennen als een kip zonder kop. Ze zette haar nek erop, drukte haar rug weg en daar ging ze. Idioot hard en plat door de bochten. Ze wist niet hoe ze haar lijf moest gebruiken en mensen hadden haar zich nooit écht comfortabel laten voelen onder het zadel. Genoeg reden voor haar om aan te nemen dat een ruiter echt stom was. Eén ding wist ik zeker: zo wilde ik het niet. Niet voor haar, niet voor mij. Nu, vier jaar later, is ze bijna te rijden als ‘normaal paard’. Ik kan met zekerheid zeggen dat grondwerk hier enorm aan heeft bij gedragen en ik zal uitleggen waarom.

‘Hoe dan?’ denk je misschien. Hoe kunnen oefeningen op de grond nu bijdragen aan het verbeteren van werk onder het zadel? Ik zal je vertellen over de weg die Casindy en ik hebben afgelegd. Van bijna onhandelbare pony, naar een fijn te rijden vriendinnetje.

Stap 1: vertrouwen

Ik heb de eerste weken, maanden zelfs, nauwelijks op Casindy’s rug gezeten. Niet alleen onder het zadel was ze sceptisch, ook als ik op de grond stond kon ik weinig goed doen in haar ogen. Ze was niet bang voor mensen, maar boos op ze. Mensen waren volgens haar geen leiders, konden haar geen vertrouwen geven, laat staan het van haar krijgen. Ik heb daarom heel veel tijd gestoken in grondwerk. Stapje voor stapje. Gewoon samen zijn, haar voeren, veel friendly game met mijn handen, lichaam, touwen en de stick. Haar laten weten dat alles oké is, en dat ik oké ben. Samen door de bak wandelen, haar kleine opdrachtjes geven – bij een grotere taak trok ze zich los en rende weg. Beetje bij beetje begon ze in te zien dat ik haar taal wel sprak – nou ja, wilde leren spreken. Oprecht geïnteresseerd was in haar. Dat was de eerste sleutel tot goede communicatie. Deze stap, vertrouwen, is er een die altijd belangrijk blijft en waar ik altijd aan blijf werken.

Stap 2: hulpen aanleren

Wist je dat je veel van de hulpen onder het zadel ook al aan kunt leren tijdens grondwerk? Met Casindy heb ik veel tijd besteed aan het wijken van de voor- en achterhand op directe druk (ook wel de porcupine game genoemd). Druk via het touwhalster kwam overeen met die van de teugel en druk op haar ribben/flanken kwam overeen met waar mijn been zou liggen. Zo kon ik haar aanleren om op lichte druk om te stappen met haar billen of schouders. Ook de one rein stop (een noodstop of inbuigreflex waarbij je één teugel gebruikt) kun je al aanleren vanaf de grond. Ik heb ook veel dressuur aan de hand met Casindy gedaan. Hierbij heb je alleen de teugels en een zweepje in je hand. Ze wist namelijk niet zo goed hoe ze haar lijf correct moest gebruiken en op deze manier kon ik haar vanaf de grond al helpen fysieke spanning los te laten.

Stap 3: patronen aanleren

Patronen, dus repetitieve figuren, kunnen een nerveus of onzeker paard rust en vastigheid geven. Het is dus handig om alvast enkele patronen te bevestigen tijdens het grondwerk. Ik heb het klaverpatroon (cloverleaf van Parelli) veel gewandeld met haar. Daarbij maak je de vorm van een klavertje (klik voor afbeelding). In het midden mocht ze soms stil staan, als ze het goed deed. En met ‘het goed doen’ bedoel ik dat ze rustig was, na dacht over waar ze de bocht om moest en wist hoe het patroon in elkaar stak. Ook heb ik veel cirkels met haar gelopen, met vier pionnen, zodat ze echt van punt naar punt kon lopen. Dat was voor haar belangrijk. Als er geen fysiek doel was, voelde dat voor haar al snel eng, omdat dat onvoorspelbaarheid betekende. Dat zij kon voorspellen waar we heen gingen, hielp haar om haar rust te vinden en behouden. Omdat ze deze patronen al kende, kon ik ze rijden als ze een beetje nerveus begon te worden. Zo kun je (goede) associaties die een paard bij grondwerk heeft, meenemen naar het rijden. Nog steeds gebruik ik heel graag pionnen tijdens het rijden.

Casindy onder het zadel

Casindy en ik in de vijfde maand dat ik haar had, bezig met patronen.

Stap 4: uitbreiden en opletten

Na de voorgaande drie stappen was ik denk ik zo’n anderhalf jaar verder. Ik kon (meestal) rustig in de bak rijden, al dan niet met behulp van patronen en objecten. Stapje voor stapje kon ik gaan uitbreiden. De cirkel vergroten, meer oefeningen tussen de patronen door, een gang sneller, etcetera. Ik moest wel goed op blijven letten. Het was (en is) zo belangrijk om haar lichaamstaal te herkennen. Wanneer wordt ze nerveus? Wat is spanning en wat is acceptabele ‘moeite’ met een oefening? Waar moet ik een stapje terug en waar moet ik juist even doorvragen om haar te laten zien dat het oké is? Casindy weet inmiddels dat ze me 95% van de tijd kan vertrouwen en dat ze niet nerveus of gespannen hoeft te zijn. Die andere 5% van de tijd herken ik haar twijfels net niet op tijd 😉

Dit is de weg die ik met Casindy heb afgelegd. We zijn echter nog niet klaar, hoor. Buiten rijden is bijvoorbeeld nog een enorme uitdaging voor ons. Wie weet komt dat nog! Ik hoop dat je iets aan mijn verhaal hebt. Ervaringen of vragen zie ik natuurlijk graag in een reactie onder deze blog.